Je bent uniek.nl
Home Wie zijn wij? Artikelen Links Forum
lijn lijn lijn

Leven met PDD-NOS

Mijn jeugd.

Ik was altijd een buitenbeentje op de basisschool.
Mijn klasgenoten deden heel anders als mij, ik zat altijd maar alleen dingen te doen als tekenen en lezen.
Zij stonden in groepjes te praten en soms ook te roddelen over mij.
In de pauzes stond ik in een hoekje van het schoolplein rondjes te draaien en uit te kijken over het plein, op zoek naar iets interessants.
Of ik nam een bolletje wol mee naar school en maakte daar iets van, of van kastanjeboomtakjes.
Daar kreeg ik waardering voor, maar verder konden ze me niet luchten of zien.
Ik heb wel eens geprobeerd mee te doen met de andere kinderen, maar ze waren allemaal sneller en sterker dan mij.
Ook in gym was ik bijna even slecht als een meisje in mijn klas die onder een bus gekomen was en speciale schoenen nodig had.
Ik durfde erg weinig want ik was toch maar dat rare kind dat niks kon. Zo dacht ik toen.
Ik kwam er niet bij van: Hee, heb ik misschien wat dat ik zo slecht ben in bepaalde dingen of dat ik onvolwassen ben op de een of andere manier?
Nee, ik dacht gewoon: Ik zal er wel gewoon slecht in zijn. In lezen bijvoorbeeld was ik heel goed, ik las toen ik 7 of 8 was al boeken voor 12-of 14jarigen. Ik schreef ook wel een soort verhaaltjes.
Die schreef ik in een schrift. Ik kon me volledig focussen op zoiets en dat was wel fijn.
Al die tijd op de basisschool had ik niemand om echt vriendinnen mee te zijn.
De rest van de klas was één groepje en ik ging meer om met de jongere kinderen. Die wilden wel met me spelen.
Als ik aan mijn klasgenootjes vroeg: Mag ik met jullie spelen? Zeiden ze nee.
Toen deed ik alsof het me niks kon schelen dat ik geen vriendjes had en liep ik weer terug naar mijn plekje in de hoek van het plein.
Ik heb wel eens tegen de lerares gezegd: Juf, ze willen niet met me spelen. Maar dat hielp niks. Maar er waren wel aparte momenten, momenten waarop je hebt: Ben jij nou zo erg?
Toen deden ze bijvoorbeeld heel aardig tegen me.
En dat vond ik best gek omdat ze me normaal pestten en nu wilden ze opeens vriendinnen zijn?
En dan heb je die feestjes. Ik wou altijd wel naar feestjes, want leuke dingen doen wil iedereen wel en vooral als kind.
Dus ik ging vrolijk mee, bracht een cadeautje mee en deed mee met de spelletjes.
Iets dat me goed bijstaat, is dat we verstoppertje deden en ik ze zag, maar toen ik riep dat ik ze zag, gingen ze roepen: Nee, je ziet ons niet!
En ik vond dat oneerlijk. Ik deed toch ook eerlijk mee? En ik geloof dat ik toen zei: Ik zie jullie wel, kom hier, ik mag me nu verstoppen.
Toen ze niet kwamen ben ik verdrietig gaan afwachten op een plekje. Toen kwamen ze er uiteindelijk aan.
Toen zaten ze mij opeens te beschuldigen: Wat doe jij dom, wat wou je nou, waarom verpest je het feestje??
Toen barstte ik in tranen uit, met de smoes dat mijn oog zo'n pijn deed. …Waarom zei ik dat? Vroeg ik me later af.
Zo ging het door, ik verpestte hun feestjes zonder dat ik het wist blijkbaar?!
Ik herken me nu daar nog in, dat ik in tranen uitbarst na veel boos gepraat tegen mij.
In de eerste klas is het pesten zo goed als opgehouden. In de tweede klas kreeg ik een vriendin, maar dat is verwaterd.
In de derde klas zat ik pas in mijn eerste groepje in de pauze. Ook al was het niet je van het, ik zat bij een groepje.
Na een tijdje begon een meisje in de klas mij erg te bedreigen, en ik dreigde terug want ik was goed geworden in het ophouden van een masker.
Dit besef ik terwijl ik dit typ, en het is nogal vreemd voor me.

Onderzoek:

Toen ik ongeveer 11 jaar oud was (rond brugklas) vonden mijn ouders het tijd voor een onderzoek naar een eventuele psychische stoornis.
Ze stuurden me naar een psycholoog (mijn ouders waren wel bij de gesprekken), maar ik vond die man zo oersaai dat ik terwijl het gesprek zei: Mam, mag ik naar huis? Ik wil niet meer, dit is zo saai.
Dat loste dus niks op. Toen is er een test gedaan naar wat ik zou kunnen hebben. Er was een mogelijkheid van PDD-NOS maar het was onzeker of het het nou was of niet.
Mijn ouders hebben het maar even laten rusten. Toen ik 13 was, ging ik zo nu en dan naar Groningen, ook voor observaties bij psychiaters.
Ze testten mijn motoriek en mijn taal en alles wat er te testen viel.
Voor zover ik weet, loste dat niks op. Op een gegeven ogenblik (rond de tijd dat ik 17 werd) moesten we toch echt weten wat ik nou had.
Ik heb 2 verschillende soorten tests gedaan in Groningen. Een persoonlijkheidstest en een soort IQ-test.
Daar is uiteindelijk uit gebleken dat ik werkelijk PDD-NOS heb.
Ik zat daar zo en dacht: Ja, en nu? Want ik voelde me altijd hetzelfde als anders.

Hoe merk ik het aan mezelf?

Toen ik 16 werd, was ik zo langzamerhand aan het beseffen dat er iets met mij kon zijn.
Ik voelde me niet blij met wie ik was en qua sociale gebeurtenissen was ik niet sterk.
Ook snap ik een zekere humor niet, waarom mijn klasgenoten allemaal moeten lachen.
Ik zie er de lol niet van in en lach maar een beetje mee.
Enkele keren per jaar heb ik vaak een soort van woedeuitbarstingen.
Dat is bijvoorbeeld als ik iets niet mag wat ik echt graag wil.
Daar kan ik zo gefrustreerd over raken dat ik onbewust uit pure machteloosheid dingen kapot wil scheuren omdat ik me gewoon ergens op moet afreageren.
Ik merk ook aan mezelf dat ik dingen erg letterlijk kan nemen en dat ik niet lenig ben.
Voor zover dat mogelijk is, doe ik met de rest mee, wat kan betekenen dat ik naäperig doe, maar ik wil niets liever dan normaal zijn.
Ik voel me dan misschien normaal, maar ik weet dat ik het niet ben en dat kan soms best frustrerend zijn.
Of ik het ooit accepteren kan, is de vraag, Ik ben ermee geboren en er zijn geen medicijnen voor helaas.
Maar voor de rest ben ik tevreden nu met wie ik ben.

Geschreven door: Nora